woensdag 21 april 2010

Literaire Trotski Quiz (42)


Niemand wist het goede antwoord op de vorige quiz – althans: niemand zond het in. Om aan de vertwijfeling in de huiskamers van onze lezers een einde te maken nu meteen maar de oplossing: Jef GeeraertsDe zaak Alzheimer. misdaadroman (Manteau, Antwerpen 1986[2] [eerste druk: 1985]), pp. 227-228.

En dan de nieuwe opgave. Ziehier de vragen:
1. welke schrijver citeert er in onderstaande alinea’s duchtig op los; en
2. aan welk oorspronkelijk Nederlandstalig werk werd de totale passage ontleend?

‘Pasen viel tamelijk laat dat jaar; in de plantsoenen en parken ontbotte het jonge hout: om de struiken hing een teergroen waas; de zachte lucht was vol beloften. Als we, tusschen de zittingen van het congres door, met ons drieën een eindje rond liepen, voelden we de stemming van hoop en verwachting, die de lente altijd pleegt te wekken, ons van 't hoofd tot de voeten doortintelen. Nog nooit, leek het ons, hadden we dat gevoel van ontwakend natuurleven zoo intens gevoeld en genoten. We spraken het uit tegen elkaar, dat het ons eigen innerlijk leven was, dat ditmaal aan het lentefeest zulk een warme innigheid gaf.’
Het citaat is van Henriëtte Roland Holst. De plaats van handeling die ze beschrijft: Arnhem op 18 en 19 april 1897. Het congres, dat van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij. Het leidde tot het besluit toe te treden tot die partij. Gedrieënlijk: Henriëtte Roland Holst, de dichteres, haar man de beeldende kunstenaar R.N. Roland Holst – Rik voor zijn vrienden – en de jonge dichter Herman Gorter.
‘We spraken het uit tegen elkaar, dat het ons eigen innerlijk leven was, dat ditmaal aan het lentefeest zulk een warme innigheid gaf.’
Mooi klinkt dat.
En breekbaar.
Later verjoeg politieke tweedracht ‘de warme innigheid’ en ging Gorter zijn eigen weg die hem, met levensgevaar, een reis zou doen ondernemen naar een heel ander congres – dat van de Komintern in Moskou, waar Trotzki hem als ‘individualist’ en ‘idealist’ verketterde. Zoals Radek, op datzelfde congres, Pannekoek en Gorter bespottelijk maakte door te zeggen: ‚Der eine ist Astronom, guckt nur nach den Sternen, sieht nie einen lebenden Arbeiter, der andere ist Philisoph und Dichter dazu. (Heiterkeit).’
Zo ging dat en zo gaat dat.

Geen opmerkingen: