donderdag 29 januari 2015

Literaire Trotski Quiz (72)



En alweer zo’n druilerige rotdag. Daarom ter opvrolijking een gezellig spel.
Maar eerst de oplossing van de vorige quiz: Louis Paul Boon – ‘Bankvijs’. In: Boontjes 1968 (Roelants v/h de Oude Mol en Stichting Isengrimus, Nijmegen/Utrecht 2014), p. 253. Ton van der Molen is de winnaar, voor hem dus jippie en hoera.

En dan nu: Literaire Trotski Quiz nummer 72.
LET OP: afwijkende vraagstelling:
1. welke (veel)schrijver wordt in het citaat hieronder geportretteerd – in helaas weinig woorden, hetgeen de toch al niet eenvoudige opgave nog extra bemoeilijkt – door ‘schilder en zelfverklaard acteur Joop Deelman’; en
2. in welk boek werden deze regels voor het eerst gepubliceerd?

Hoewel ik verblind was door de glans en glorie van zijn volmaakt minderwaardigheidscomplex zal ik trachten zijn voorkomen weer te geven. Van links gezien leek hij op Trotsky zonder sik, van rechts op de Siamese tweeling aan de moederborst, van onderen vertoonde hij gelijkenis met Mickey Mouse en van boven gezien op het strand te Scheveningen wanneer het badseizoen gesloten is. Aan zijn linkerpink prijkte zijn heilige ring, groezelig gekust door bewonderaarsters. Nooit zag ik iemand met zoveel elan geen stropdas dragen. Zelden zag iemand er zo flatteus uit met ongepoetste schoenen.

zondag 18 januari 2015

Literaire Trotski Quiz (71)



Een frisse dag, een vertrouwd geluid: Kortsluitings quiz over Trotski in onze letteren. Ook op de vorige opgave volgden nul inzendingen. Een juiste inzending had moeten luiden: J.M.A. Biesheuvel – ‘Dolce Vita’. In : De Weg naar het Licht. en andere verhalen (Meulenhoff, Amsterdam 1977 [1981-5]), pp. 87-92.
De vragen voor vandaag:
1. wie schreef onderstaande alinea’s; en
2. uit welk oorspronkelijk Nederlandstalig werk zijn ze afkomstig?

Zo staat het hek te wachten naar de stijlen, en als die stijlen er zullen zijn, zal het wachten worden naar de man die ze moet plaatsen. Want ik ben niet meer in staat twee diepe kuilen te graven, de stijlen er in te plaatsen, de steenslag er omheen te storten en beton te maken en te gieten.
Als ik mij aan zoiets moest wagen, zoudt ge drie weken zonder stukje in de krant zitten. Of erger nog – voor mij tenminste – zoudt ge naar mijn begrafenis mogen komen.
Maar zoals mijn vrouw zegt, ze hebben weer chance. De man die beloofd heeft die stijlen te zullen plaatsen en het hek er aan vast te maken, kan nu toch niet komen. Hij heeft ergens op de travaux in een nagel getrapt en moet nu rusten met zijn voet.
Een chance dus, want hij had evengoed in die nagel kunnen trappen als de stijlen er reeds waren. En dat zou voor ons vervelender geweest zijn.
’t Oude hek hangt dus nog steeds aan de oude stijl, zoals ’t spreekwoord dat zo mooi zegt. Vroeger heb ik nog in optochten gelopen en manifesten geschreven, om dat oude hek aan de oude stijl weg te krijgen. Nu is het reeds met mij, in mijn eigen huis, net hetzelfde geval.
Met schrik vraag ik me af wat het binnen een jaar of tien, twintig zal zijn… Ga ik dan ook een van doe behoudsgezinds brave mannetjes worden? Jezus, Bakoenin en Trotsky, spaar me dáár toch voor!