zaterdag 30 oktober 2010

Elsevier.nl contra het vrije woord


Over het nieuwste Gedicht des Vaderlands plaatste de digitale Elsevier een berichtje onder de titel Dichter des Vaderlands: Wilders is een fascist.
De reacties stroomden toe. Teneur: stop de subsidie aan die man; met zo’n achternaam kun je geen Dichter des Vaderlands zijn; vuile haatzaaier, Wilders is moedig en jij bent Palestijn en dus moslim en dus zelf een fascist – dat soort verheffend gebral. Bovendien werd – toefje slagroom op de pudding – de in Nederland geboren en getogen Nederlander Ramsey Nasr meermaals opgeroepen om als het hem hier niet bevalt terug te keren naar zijn eigen land.
Misschien wat naïef, maar ik, Karel ten Haaf, meende te moeten reageren: “Dus dat is de vrijheid van meningsuiting waarvoor Wilders en zijn aanhang zich sterk maken: iedereen mag zeggen wat hij of zij wil, behalve als het tegen Wilders is. De (laf genoeg veelal anonieme) reacties hier laten zien dat Ramsey Nasr het bij het rechte eind heeft. Andersdenkenden de mond willen snoeren – dat riekt, vriendelijk uitgedrukt, naar fascisme. Hup Ramsey!”
Enkele uren na plaatsing wilde ik de reacties op mijn commentaar bekijken – en wat bleek? Mijn reactie was verwijderd door Elsevier. Wel is blijven staan de, vriendelijk uitgedrukt, naar racisme riekende reactie die direct boven de mijne stond. Kortom: voor Elsevier is mijn reactie ontoelaatbaar, maar de nu volgende van Jan Schapers geen probleem (voor de controleurs: pagina 26 van de reacties): “De dichter des vaderlands mag dan een begaafd schrijver zijn ( als je tenminste van zijn werk houdt), het geeft hem geen recht om een gedicht van een van Nederlands grootste dichters, Herman Tollens, te verbasteren c.q. verkrachten. Bovendien is duidelijk, dat er door de aderen van Nasr geen Neerlands bloedt vloeit en dat hij niet van smetten vrij is. Bovendien is het een schande dat hij dit gedicht van Tollens "wien neerlands bloed" misbruikt om te schelden en te beledigen. Niet de heer Wilders maar hij dient voor de rechter te staan voor haatzaaierij.” Jan Schapers bedoelt Hendrik Tollens – het “verbasteren c.q. verkrachten” van de naam van “een van Nederlands grootste dichters” is in zijn ogen blijkbaar geen “schande”.
Aardig is, dat voordat mijn reactie verwijderd werd, W Seffelaar reageerde (op beschaafde wijze, het moet gezegd): “Dacht niet dat iemand van de Wilders aanhangers de nationale rijmelaar het recht ontzegde om zijn schotschrift te publiceren of pathetisch voor te dragen op tv. Hij gaat zijn goddelijke gang maar, want mij betreft maar moet, net als Wilders tegen weerwoord kunnen.”
Benieuwd hoe W Seffelaar reageert op het wegcensureren van mijn bijdrage.

vrijdag 29 oktober 2010

Hup Ramsey!


We kunnen het niet luid genoeg toejuichen: schrijvers die stelling nemen tegen de fascistische schoftenbende van Wilders. Waar onlangs Marc Reugebrink zijn woord een wapen tot verweer maakte, daar kiest nu Ramsey Nasr de frontale aanval. Gisteren publiceerde hij als Dichter des Vaderlands onderstaand gedicht in NRC-Handelsblad. (Wij zijn benieuwd hoe snel de rechtse meerderheid in het parlement haar democratische mombakkes zal afwerpen om het instituut Dichter des Vaderlands af te schaffen – uiteraard onder het mom van bezuinigen, want aan muilkorven doen ze niet, die dolle honden.)

Mijn nieuwe vaderland

Wie neerlands bloed in d’aders vloeit
van vreemde smetten vrij
wiens hart voor volk en orde gloeit
verhef uw zang als wij.
Vandaag zien wij weer één van zin
de vlaggen afgestoft.
Vandaag zet ik mijn feestlied in
voor vaderland en schoft.

Ik eer de leiders van mijn land.
Hun vlekkeloos parcours
leert mij wat macht vóór al verlangt:
’t geweten van een hoer.
Ik eer mijn leiders hemelhoog
en ’t hoogst zit een fascist
die u en mij zolang gedoogt –
zolang als hij beslist.

Beschermt gij, leiders, onze grond
waar vreemde adem gaat
gij die zo rein zijt, kerngezond
en zuiver op de graat.
Wij smeken om een harde hand
in aangewreven haat.
Behoud voor 't lieve vaderland
de blanke natiestaat.

Braakt uit, gij vrienden, vrij van zin
uw krop, uw kreet, uw gal.
Niets is taboe en niets te min
uw bagger minst van al.
Verneder dus wat u niet zint
sla stuk wat niet bevalt
laat zien hoe u dit land bemint
omhels het op zijn smalst.

Hoe klopt ons hart, hoe zwelt ons bloed
bij 't rijzen van dees’ toon.
Klonk ooit een zuiverder gemoed
een leger hart zo schoon?
Waar hoorde men die koekoekszang
voor volk en vaderland?
Dat was toen in het landsbelang
een heel volk werd verbrand.

Dood nu wat afwijkt van uw bloed
en van uw onderbuik.
Bewaar het niet, verdelg het goed
zodat dit land ontluikt.
Wie hier nog onze mildheid zoekt:
los op in brandend veen.
Waar elk verschil werd opgedoekt
zijn staat en burger één.

Wie neerlands bloed in d’aders vloeit
van vreemde smetten vrij
die fabel staat weer eens in bloei
in dwazen zoals wij.
Veel liever word ik door een volk
van hunnen aangerand
dan mee te gaan in deze kolk
van schoft en vaderland.

Ramsey Nasr

dinsdag 26 oktober 2010

astronomie met een hoofdletter g

het hele al in
zichzelf gekeerd als
een gigantische
eierbal

woensdag 20 oktober 2010

Dubbele cijfers


Het heeft lang op zich laten wachten, dit nieuwe deel, mede dankzij het verhuizen naar Friesland van de oorspronkelijke vormgever van de reeks. Een nieuwe vormgever is inmiddels gevonden, en hij heeft er zin in – vandaar dat er dit jaar nog waarschijnlijk ook een volgend deel verschijnt. Waar gaat het eigenlijk over? Over de Nederlandstalige Trotski Bibliotheek, waarvan begin deze maand de tiende band verscheen: deel 19. Voor meer informatie over de reeks én voor bestellingen: zie de on-line catalogus van uitgeverij Revolutionair-Socialistische Publicaties.

donderdag 14 oktober 2010

Stukje over mezelf

Ik heb nog niks over mezelf geschreven.

dinsdag 12 oktober 2010

Literaire Trotski Quiz (47)


Ach, we zijn zo druk. Wee, daarom weinig activiteit hier op het blog. In Rotterdam neemt de redactie nu al weken werkzaamheden waar voor een verhuizende collega, in Groningen worden verwoede pogingen in het werk gesteld om een volgend boek zover af te hebben dat de uitgever het wil meenemen in de voorjaarsaanbieding – of het lukt om hier nog tussen te biggen wordt een dezer dagen duidelijk.
Daarom nu maar weer even een voor ons makkelijk stukje: overtypen voor de quiz. Op de vorige aflevering kwam snel een correct antwoord, gepost door anoniem (René). Benieuwd of het nu weer zo snel gaat. Hier de vragen:
1. welke literator en criticus schreef onderstaande regels; en
2. aan welke oorspronkelijk Nederlandstalige kritiek werd deze passage ontleend?

Het wil mij voorkomen, dat Helman in dit gedeelte van zijn boek een poging heeft willen doen om zich als intellect te rehabiliteren. In een gesprek met G.H. ’s-Gravesande heeft hij eens een merkwaardig eerlijke uitlating aan de publiciteit prijsgegeven: ‘Überhaupt vind ik mezelf een stomme vent en daarom ben ik ijverig. Als je een klein talent hebt, moet je hard werken.’ Ik betwijfel, of die uitlating geheel zonder coquette nevenbedoelingen werd gedaan (b.v. met de verwachting, dat de lezer daaruit zou concluderen, dat die Helman toch om de drommel niet dom was); maar in ieder geval lijkt zij mij, het zij zonder enige boosaardigheid gezegd, zeer juist en Waarom Niet bevestigt deze zelfkarakteristiek trouwens geheel. Waar Helman, zoals in het middengedeelte van zijn roman, probeert de evenknie te worden van Aldous Huxley door een soort Point counter Point op te zetten, daar faalt hij jammerlijk. Om gesprekken boeiend te kunnen maken, moet men nu eenmaal noodzakelijk boeiende ideeën hebben; en die heeft Helman niet, of nauwelijks. Men krijgt bijna de indruk, alsof hier een schrijver voor het eerst systematisch aan het denken is gegaan en nu, zoals meer voorkomt, allerlei gemeenplaatsen voor gloednieuwe vondsten verslijt! Wat de helden van Helman, die hij bovendien niet weet te bezielen, zoals hij het zijn kinderen deed, met elkaar verhandelen, is doorgaans zozeer van de tweede of derde rang, dat men er bij in slaap valt.
Helman zelf geeft te kennen, dat hij meent allerhande dogma’s te hebben aangetast, maar m.i. vergist hij zich daarin bloedig. Het is niet voldoende om af te geven op de bourgeois en de Nederlandse bekrompenheid, en het is daarbij niet zo buitengewoon nieuw ook; met zulke goedkope caricaturen, als Helman geeft, wordt men nog geen revolutionnair naar de geest. Zonder enige twijfel (en dat is voor mij tenslotte weer sympathiek in deze mislukking) zijn die caricaturen voor Helman nieuw; zij wijzen op de ernstige wil, zich van vooroordelen te bevrijden, het communisme af te leiden uit het eilandenbestaan der kinderen en een land de rug toe te draaien, dat hij met zijn instincten haat, zoals men een afkeer kan hebben van de Hollandse koffietafel met haar gestampte muisjes. Maar Helman komt niet verder dan de rancune tegen het burgerdom; de cynismen, die zijn personages verkondigen, zijn een product van die rancune, terwijl het positieve element, dat hij daartegenover stelt (de ‘enkele wachtwoorden’ voor de ‘verspreide en eenzame posten’, d.w.z. zijn communistische idealen voor de nieuwe ‘happy few’) aldus onwillekeurig iets van pedanterie en zelfgenoegzaamheid bij de schrijver verkondigt.
De revolutionnairen van Helman zijn boekenmensen. Zij lijken op de revolutionnairen uit Dostojewski’s Demonen en Trotski’s autobiographie als een kalkoen op een pauw.