zaterdag 31 juli 2010

Dichters in de Prinsentuin

Het zit er weer op, helaas: het leukste poëziefestival van Nederland, Dichters in de Prinsentuin, beleefde de afgelopen dagen de alweer dertiende editie. Met op de donderdag veel regen en op de vrijdag fijn weer. Kortsluiting maakte enkele filmpjes, om het ongelijk van de thuisblijvers te bewijzen. Nu eerst maar even drie impressies van de slotavond, als altijd op het terras van Schouwburgcafé de Souffleur.
Eerst was daar Daniël Dee, met onder andere twee verse gedichten:

Ook was er Saskia de Jong, en avondval - de zwarte vlek met paardenstaart is de dichteres zelve:

Afsluiter was Lammert Voos:

Later meer filmpjes. En nog later een gedicht over de drankovergoten nazit.
Gaan we nu verder met ontkateren.

woensdag 28 juli 2010

Liefde

(naspel)

‘Handdoekje?’
‘Graag.’

dinsdag 27 juli 2010

Extreemrechts rekenen


We worden zo verschrikkelijk moe van het verongelijkte geblaat waarop onbenullen van extreemrechtse snit ons de afgelopen weken dagelijks trakteerden.
O wat ondemocratisch, zo mekkerde men, dat de VVD ging praten met PvdA, D66 en GroenLinks, in plaats van met de PVV. De PVV was immers de grote winnaar van de verkiezingen, dus die moet regeren – aldus de runderen, die blijkbaar niet eens weten dat ze horen te loeien en niet blaten of mekkeren.
Nu zijn wij geen voorstanders van een paars kabinet, al dan niet plus, want dat is ons veel te rechts. Maar we zijn wel democraten en we wijzen er dan ook graag op dat het PVV-geschreeuw dan weliswaar een enorm volume mag hebben, maar dat volume in dit geval geen inhoudelijke connotatie heeft – of het moet zijn dat het gebrul wordt voortgebracht door leeghoofden, volume nul dus.
We zullen het nog één keer uitleggen:
Afgezien van het feit dat de combinatie VVD, PvdA, D66 en GroenLinks meer zetels heeft dan de combinatie VVD,CDA en PVV, is het vooral ook zo dat “paars plus” meer zetels won dan het door de PVV-adepten gewenste kabinet van VVD, CDA en PVV. Rekent u even mee?
We beginnen met VVD, CDA en PVV. De VVD won 9 zetels, het CDA verloor er 20 en de PVV won er 15. Een batig saldo dus van 4 zetels.
Dan de combinatie van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks. De VVD won 9 zetels, de PvdA verloor er 3, D66 won 7 zetels en GroenLinks ging er 3 op vooruit. Hier is dus sprake van een batig saldo van 16 zetels.
Zestien zetels, dat is vier keer zoveel. Het moge duidelijk zijn: een kabinet van VVD, CDA en PVV de enig juiste want meest democratische vertaling van de verkiezingsuitslag noemen is loeidom.

zondag 25 juli 2010

Bolle wangen


Het Universitair Medisch Centrum Groningen roept alle coassistenten op om zich te laten inenten tegen de bof, las ik zojuist op intranet tijdens een zeer rustige nachtdienst. Dit bericht verbaasde me, want ik dacht dat zo’n beetje iedereen als kind de bof kreeg – dat blijkt echter al sinds jaren niet meer het geval: in 1987 werd in Nederland het BMR-vaccin geïntroduceerd (BMR staat voor Bof, Mazelen, Rode hond) en sindsdien is het gedaan met een groot deel van het ziekteverzuim op lagere en kleuterschool. Op de basisschool bedoel ik. Maar waarom dan die oproep van het UMCG, als – vrijwel – iedereen als kind al is ingeënt? Google geeft het antwoord: “De vaccinatie geeft bij minder mensen een goede immuunrespons dan bij de natuurlijke bof-infectie maar het is meer dan voldoende om epidemieën te voorkomen met alle nadelen die daar bij horen.”
In mijn tijd – opa vertelt – werden we op ziekenbezoek gestuurd als een klasgenootje een besmettelijke kinderziekte had: ‘ga [naam] maar even een sinaasappel brengen.’ Zo kwam ik in ieder geval aan de mazelen en aan rode hond – de laatste besmetting moet zeer heftig zijn geweest, want ik ben er nog steeds één. Hoe ik aan de bof kwam weet ik niet meer, dát ik de bof kreeg herinner ik me nog; het is één van mijn eerste herinneringen. Met mijn vader ging ik een weekendje naar Diffelen, een vlek in Overijssel waar mijn opa een huisje had. Denk nou niet meteen, vanwege mijn Bloemendaalse oorsprong, dat het hier een enorm buiten betrof: het was een ergens in een bosje op een verloren stukje land van een boer opgetrokken bijzonder klein houten hokje, waarin met moeite een opklapbed paste. We waren net gearriveerd, en om het begin van ons eerste mannenweekendje samen te vieren kreeg ik een eierkoek – lekkerder nij kon ik me destijds niet voorstellen. De koek smaakte me niet, waardoor mijn vader vermoedde dat ik wel eens ziek zou kunnen zijn. Dat klopte dus, en vrijwel onmiddellijk na aankomst in Diffelen reisden we weer af naar Bloemendaal, ik met bolle kop.
Tijdens mijn nachtdienst in het UMCG zie ik nu, inmiddels immuun immers, en door verveling te flauw voor woorden, reikhalzend uit naar de eerste bofkont.



woensdag 21 juli 2010

Het land in


Afgelopen zaterdag trad de voltallige redactie op in Nijmegen, tijdens het Habana-festival. Waar we hadden gehoopt veilig anoniem in de massa te kunnen opgaan teneinde ons onbespied te laven aan lichtalcoholische versnaperingen, onderwijl de nieuwe Nederlandstalige poëzie becommentariërend en en passant alle wereldproblemen oplossend, daar kwamen wij van een kille kermis thuis: we werden gespot door Tuppus, Groningens bekendste paparazzo. Schandaal: hij betrapte ons tijdens het voorlezen uit ons K-1 boek, terwijl we waren ingehuurd om gedichtjes voor te dragen. Over wie en wat hij nog meer spotte wordt hier bericht – alsmede op zijn eigen huispagina natuurlijk.
Eenmaal betrapt gaven we ons over, en de redactie-Groningen stond Tuppus met zichtbare tegenzin een interview toe over privéaangelegenheden.



Onze poging de vader aller razzi een koekje van eigen deeg te bezorgen mislukte, daar Tuppus, slagguitarist bij combo de Fuckups, zich tijdens zijn optreden listig achter een tentstok verschool – wat hier mooier klinkt dan verschuilde.


donderdag 15 juli 2010

Vierde deel: ons huis en de buren


Acacialaan 14, Bloemendaal. Mijn geboortehuis. Een twee onder één kap: de rechterkant van het huis, daar woonden wij. Op de eerste verdieping is een balkon te zien, links daarvan ramen. In de kamer achter die ramen, de ouderlijke slaapkamer, kwam ik ter wereld op 9 januari 1962.
Hier woonde ik tot ik in augustus 1981 naar Groningen verhuisde.
De linkerhelft van het huis, nummer 16, op de foto grotendeels aan het gezicht onttrokken door bosschages, werd bewoond door het echtpaar Galenkamp. Meneer Galenkamp had een stijf been, dat korter was dan het buigbare exemplaar. Om geen last te hebben van het lengteverschil droeg hij altijd een schoen met een enorm dikke zool, waardoor zijn voet wel wat weg had van een hoef, wat mijn opa eens deed opmerken dat Galenkamp een paardenpoot had. Dit knoopte ik in mijn oren, en op een dag vroeg ik meneer Galenkamp: ‘Heeft er een paard in je voet gebeten?’
Meneer Galenkamp dreef mijn vader tot de waanzin met een dagelijks op de piano ten gehore gebrachte compositie, waarschijnlijk van eigen hand. Mijn vader vervloekte de melodie, die bovendien niet al te getalenteerd werd uitgevoerd, maar er was geen ontkomen aan: de piano was tegen de tussenmuur met onze woning geplaatst. Ook de hebbelijkheid van buurman Galenkamp om in zijn tuin hangende takken van struiken uit onze tuin na het snoeien over de schutting te werpen, droeg niet bij aan warme gevoelens jegens hem. Meneer Galenkamp was getrouwd met de enige allochtoon in de Acacialaan: de zich noemende Frau Kalenkampf. Een Duitse.
Als afscheiding stond er “in mijn tijd” een houten hek tussen onze voortuin en de stoep. Dat hek heb ik ooit, op een uitermate zonnige dag, op verzoek van mijn vader gecarbolineerd. Onder de brandblaren zat ik, want carbolineum en zon gaan niet samen met blote huid. Uiteraard wist mijn vader dit niet – hij was een klusser van lik mijn vestje. Ik zal nooit vergeten dat hij een keer bezig was met verfafbijtspul, een agressief goedje dat hij met een kwast aanbracht. Tijdens deze werkzaamheden ging hij wat driest te werk, en een druppel van het spul vloog in één van zijn ogen. Met zijn hand voor dat oog spurtte hij over het zijpad richting keuken, richting kraan, onderwijl luid roepend: ‘Ik word blind! Ik word blind! Ik word blind!’
In de voortuin stond, midden op het grasveld, een lijsterbes. Over die boom schreef ik in K-1, van de schoonheid en de kracht:
Ondanks dat ik nooit heb gebokst, ben ik wel een keer knock-out gegaan: als negen- of tienjarige zat ik in de boom voor ons huis een hut te construeren. Dat ik geen geboren doe-het-zelver ben werd duidelijk toen het door mij bevestigde plankier waarop ik bezig was kantelde, en ik met mijn hoofd vooruit een meter of drie omlaag viel. Ik kwam op mijn kop terecht en was van de wereld. Mijn moeder bracht me weer bij met een nat washandje, en het eerste dat ik zei was: ‘Godverdomme!’ – ik dacht namelijk dat ik sliep en dat iemand mij wakker maakte door water in mijn gezicht te gooien.
Op nummer 12 woonde de familie Arnold, een gezin waar uiterst bekakt werd gesproken. De zoon des huizes, Alf, studeerde in Leiden. Tijdens een weekendbezoek aan zijn ouderlijk huis begroette hij mij een keer met de woorden: ‘Zeu, Kaerel.’ Waarop ik zei: ‘Zeu, Elf.’ Hij heeft maanden niets tegen me gezegd. Ook zijn moeder sprak met een pan hete aardappels in de keel: met een vriendje schoot ik ooit, om de verveling te verdrijven, vanuit een verdekte positie (de wc op de eerste verdieping) met een luchtpistool kogeltjes op één der ramen van de Arnolds. Elk raak schot gaf een harde tik. Na enkele treffers trok mevrouw Arnold de voordeur open en riep: ‘Wie is daer?’ Waarop mijn vriendje vroeg: ‘Is ze Engels of zo?’

(wordt vervolgd)

maandag 12 juli 2010

Een goed begin


Gisteravond bij Harry. Half negen stipt begint het. De bal is nauwelijks aangeraakt wanneer ik een sms’je ontvang. Van De Verloofde: “Is er nou al een doelpunt?”
Ik: “Nee. De aftrap.”
De Verloofde: “Ah. Nou, dat moet dan een hele mooie geweest zijn…”

zondag 11 juli 2010

Voetbal en vechten


Heel Nederland houdt zich momenteel bezig met voetbal, andere sport lijkt niet te bestaan. Toch was er gisteren een belangrijk K-1 toernooi: in Canberra (Australië) werd de K-1 Oceanië World GP gehouden – de winnaar van dat toernooi plaatste zich voor de Laatste Zestien. Het is dan ook wat bitter dat het enige K-1 nieuws dat de afgelopen week de krant haalde het bericht is dat Remy Bonjasky bij een voetbalwedstrijd voor Brazilië was, en niet voor Nederland – wat kan ons dat schelen.
Goed, Canberra. Hieronder de partijen voorzien van linkjes naar het beeldmateriaal (voor zover al aanwezig).
Eerst maar even het superfight waarin de al voor de Laatste Zestien geplaatste Ewerton Teixeria (BRA) het opneemt tegen Alex Roberts (USA).
En dan het toernooi:
Kwartfinales
gevecht A: [alleen de eerste ronde konden we vinden] Cedric NTG (AUS) vs. Tafa Misipati (NZL)
gevecht B: Paul Slowinski (AUS) vs. Sio Vitale (NZL)
gevecht D: Steve Bonner (AUS) vs. Thor Hoopman (NZL)
Halve finales

vrijdag 9 juli 2010

Derde deel: kerken en kak

Vanwege de bloedhitte dirigeer ik de Verloofde over de Vijverweg, die volgens mij altijd in de schaduw ligt. De weg is boomrijk, maar toch niet zo donker als ik mij herinnerde. De architectuur is wisselend van kwaliteit: het eerste dat de Verloofde ziet is de afschuwelijk lelijke gereformeerde kerk, van waaruit radio Bloemendaal diensten de ether in slingerde ten behoeve van bedlegerige of anderszins immobiele bejaarde en zieke gelovigen.
Even verderop ontwaart de Verloofde een prachtig pand, dat volgens haar wel van Rietveld zou kunnen zijn. (Enig speurwerk op internet leidt tot deze kennis: het gebouw stamt uit 1930 en werd ontworpen door J.H. Groenewegen.)

Dit mooie witte gebouwtje was vroeger een kleuterschool: de montessorischool. De tuin erachter, met destijds klimrek en zandbak, grenst aan het park in de Acacialaan tegenover het huis waarin ik geboren werd en opgroeide. Vanuit dit park klommen we regelmatig over het hek de tuin van de montessorischool in, waarna we via bomen op het platte dak aan de achterzijde klauterden. Daarbij werden we een keer betrapt door de boven de school wonende uitbaatster, die mijn ouders belde. Hierover was ik zo verbolgen, dat ik enige tijd later een door de melkboer voor de deur neergezette volle melkfles voorzichtig opende, er krachtig in roerde met een door de hondenpoep gehaald takje, en de fles vervolgens weer zorgvuldig afsloot. Ik troost me met de gedachte dat ik dermate fanatiek had rondgeroerd, dat de melk enigszins verkleurd was en dat er dus waarschijnlijk niet van gedronken zal zijn.
Vanuit de Vijverweg slaan we de Popellaan in, vlakbij mijn geboortehuis inmiddels. In de Popellaan is de vrij katholieke kerk gevestigd, een kerkgenootschap waarvan niemand die ik ernaar vraag ooit gehoord heeft – oud-katholiek, dat is nog wel bekend; maar vrij katholiek?

De kerk werd min of meer “bekosterd” door de ernaast wonende Bram en Toet Weill, vrienden van mijn ouders. Mevrouw Weill was bibliothecaresse in de destijds aan de Vijverweg gevestigde openbare bibliotheek, die ik wegens vrijwel uitgelezen al op jonge leeftijd verruilde voor de openbare bibliotheek in Haarlem. Het gebouwtje van de openbare bibliotheek, schuin tegenover de lelijke gereformeerde kerk, en al evenmin een toonbeeld van architectonisch vernuft, heb ik tijdens onze wandeling over de Vijverweg niet gezien – zo dringt tot me door wanneer we voor het huis van Weill staan. Waarschijnlijk werd het afgebroken na verhuizing van de bieb naar de huidige locatie: de plek waar vroeger de katholieke kerk stond waarin Bomans’ uitvaartdienst plaatsvond. Op diezelfde plek, naast de nieuwe bibliotheek, verrees een complex bejaardenwoningen waarin Bram en Toet Weill zich vestigden: misschien kon Toet niet zonder grote verzameling boeken in haar omgeving.
Nu ik het toch over boeken heb: met de herlezing van De keldergang der heren ben ik inmiddels gevorderd tot pagina 102. En in de ter gelegenheid van de Bomanstentoonstelling uitgegeven catalogus Godfried Bomans. Schrijver tussen kunstenaars wordt bewezen wat ik in mijn vorige blogje schreef: op bladzijde 51 is sprake van de “Ing. Bispincklaan”.

donderdag 8 juli 2010

Theo Wiering (1914-2010)


Afgelopen zondag overleed Theo Wiering, één van de veteranen van de trotskistische beweging in Nederland. Theo werd al ruim voor de Tweede Wereldoorlog politiek actief, en hij bleef een overtuigd marxist tot aan zijn dood. Vele generaties activisten werden door hem geschoold in de economische theorie van het marxisme. Eén van zijn leerlingen, Willem Bos, herdenkt hem in een persoonlijk artikel op de site van de SAP – de Nederlandse sectie van de Vierde Internationale. Van deze in 1938 door Trotski en zijn medestanders opgerichte Internationale was Theo Wiering het grootste deel van zijn politiek actieve leven lid.
Theo was in staat om ingewikkelde problemen helder en eenvoudig uiteen te zetten; tot op hoge leeftijd zette hij dit talent in voor de revolutionaire beweging – zie bijvoorbeeld dit korte artikel uit 2003, waarin Theo uitlegt hoe een economische crisis ontstaat en waarom crises onvermijdelijk en onafwendbaar zijn binnen het kapitalistische economische systeem.
Behalve dat hij zelf artikelen schreef, vertaalde Theo ook werk van Marx en Trotski in het Nederlands.

Aanstaande vrijdag, 9 juli, is de crematie. Om 13.00 in crematorium Westgaarde, Ookmeerweg 275 te Amsterdam.

maandag 5 juli 2010

Tweede deel: Ign. Bispincklaan

Na een korte stop op het terras van café Vreeburg, diende de reis langs de plekken van mijn jeugd voortvarend ter hand te worden genomen en dus wandelden de Verloofde en ik puffend door een nogal overdreven zonbeplast Bloemendaal. Bij het inlopen van de Ign. Bispincklaan vertelde ik de Verloofde, dat je kan horen aan hoe iemand de straatnaam uitspreekt of je met een inboorling van doen hebt. Ik wees haar op het bordje – Ign. Bispincklaan – en vroeg haar hoe de laan heette. Ze las de naam, trok haar wenkbrauwen op, las de naam nogmaals en zei: ‘Nee, dat kan niet – ie gee en. Moet dat ingenieur zijn?’ ‘Zie je wel,’ sprak ik zelfvoldaan. ‘Nee, het is de Ignatius Bispincklaan.’
In die Ign. Bispincklaan bevond zich het hoofdkantoor van het PEN, het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord-Holland, waar mijn vader werkte – dat het zo’n prachtig gebouw was, is mij als kind altijd ontgaan.

Als klein jongetje ging ik mijn vader dikwijls ophalen van zijn werk, en in afwachting van zijn buitenkomst klauterde ik vaak op het muurtje dat zich bij de ingang bevond. Zo ook op een goede dag in december 1971. Terwijl ik op het muurtje lag, werd ik aangesproken door een man en een vrouw die mij vroegen of ik wist waar de katholieke kerk was waar de afscheidsdienst voor Godfried Bomans werd gehouden. Ik heb ze de goede weg gewezen.
Het muurtje staat er nog, maar is inmiddels volkomen overwoekerd door klimop, zoals op onderstaande foto te zien is. En passant maakt deze kiek duidelijk waarom ik altijd mijn uiterste best doe om vooral niet lachend te worden vastgelegd op de gevoelige plaat: ik lijk wel een debiel (‘toch mooi dat die mensen altijd zo’n plezier hebben’).

zaterdag 3 juli 2010

Eerste deel: keurige terrassen


Ouwelullensentimentaliteitstour – mooi scrabblewoord dat precies aangeeft wat ik de afgelopen twee dagen in Haarlem en Bloemendael deed. Aanleiding tot de trip naar de stad en het dorp van mijn jeugd was een tentoonstelling over Godfried Bomans, held van De Verloofde die ook mij niet onberoerd laat (Bomans bedoel ik). Na het inchecken bij de bed & breakfast aan de Raamsingel, in het hartje van Haarlem, togen wij naar de Groote Markt, waar we in de Hallen, aan de voet van de Grote of Sint-Bavokerk, genoten van schilderijen van Bomans (dat wil zeggen: hij figureert erop), van televisieoptredens op bioscoopfilmformaat geprojecteerd, van handschriften, foto’s, radio-optredens, originele illustraties en alles wat ik hier vergeten ben; alleen de composities hebben we niet beluisterd – om de één of andere reden hadden we allebei geen groot vertrouwen in de toondichtkwaliteiten van Bomans. Wellicht ten onrechte, maar dat zij dan maar zo.

Na het bezoek aan deze verrukkelijke tentoonstelling, want dat was het, namen we plaats op het terras van café Brinkmann, eveneens op de Groote Markt (jazeker, met twee o – ik begrijp nu meteen waarom ik dikwijls de Grote Markt in Groningen foutief met dubbel o spel). In de kelder onder Brinkmann was vroeger de sociëteit Teisterbant gevestigd – kunstzinnige ballenclub waarvan Bomans één der drijvende krachten was. Voor wie geïnteresseerd is: Louis Ferron schreef De keldergang der heren. Geschiedenis van de Haarlemse sociëteit Teisterbant (De Haan, Haarlem 1981); een waarschuwing vooraf: het is een gortdroog boekwerk, met de herlezing waarvan ik – ondanks de goede aanleiding – nog niet verder gevorderd ben dan tot pagina 48 (van de 161).
Brinkmann is een fijn lommer- en dus schaduwrijk terras waar altijd een verkoelend windje staat, maar er zitten minder schilderachtige figuren dan op het terras van café Vreeburg in Bloemendaal, het bekakte dorp waar ik negentien jaar woonde. Een bejaarde juffrouw begint tegen de terrasloper aan te leuteren over de tegen de gevel groeiende druivelaar, waarop hij haar maant toch vooral niet de trossen, eens ze rijp zijn, te komen oogsten. De dame klaagt over de kruisbessenstruik in haar tuin, die altijd wordt leeggevreten door de vogels. Van enkele tafels verder roept een andere bejaarde dame, met keurige dictie, dat niet de vogels de struik hebben leeggegeten, maar dat zij dat heeft gedaan. ‘Het was erg lekker.’ De terrasloper zegt: ‘Mevrouw, u bent een deugniet,’ waarop de deugniet tevreden verder gaat met het verorberen van haar witte kadetje met ham – zij doet dit met mes en vork.

(wordt vervolgd)