Na een korte stop op het terras van café Vreeburg, diende de reis langs de plekken van mijn jeugd voortvarend ter hand te worden genomen en dus wandelden de Verloofde en ik puffend door een nogal overdreven zonbeplast Bloemendaal. Bij het inlopen van de Ign. Bispincklaan vertelde ik de Verloofde, dat je kan horen aan hoe iemand de straatnaam uitspreekt of je met een inboorling van doen hebt. Ik wees haar op het bordje – Ign. Bispincklaan – en vroeg haar hoe de laan heette. Ze las de naam, trok haar wenkbrauwen op, las de naam nogmaals en zei: ‘Nee, dat kan niet – ie gee en. Moet dat ingenieur zijn?’ ‘Zie je wel,’ sprak ik zelfvoldaan. ‘Nee, het is de Ignatius Bispincklaan.’
In die Ign. Bispincklaan bevond zich het hoofdkantoor van het PEN, het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord-Holland, waar mijn vader werkte – dat het zo’n prachtig gebouw was, is mij als kind altijd ontgaan.
Als klein jongetje ging ik mijn vader dikwijls ophalen van zijn werk, en in afwachting van zijn buitenkomst klauterde ik vaak op het muurtje dat zich bij de ingang bevond. Zo ook op een goede dag in december 1971. Terwijl ik op het muurtje lag, werd ik aangesproken door een man en een vrouw die mij vroegen of ik wist waar de katholieke kerk was waar de afscheidsdienst voor Godfried Bomans werd gehouden. Ik heb ze de goede weg gewezen.
Het muurtje staat er nog, maar is inmiddels volkomen overwoekerd door klimop, zoals op onderstaande foto te zien is. En passant maakt deze kiek duidelijk waarom ik altijd mijn uiterste best doe om vooral niet lachend te worden vastgelegd op de gevoelige plaat: ik lijk wel een debiel (‘toch mooi dat die mensen altijd zo’n plezier hebben’).
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Wat een onzin. Je bent aanbiddelijk.
Dat zijn de meeste debielen ook hoor laiverd. Schattige fodo!
Een reactie posten