Jawel,
aflevering 66 leverde een winnaar op, razendsnel ook nog: René Wubbolts, één
van onze regelmatige inzenders. Hoera! voor René Wubbolts.
Wie de
passage van vorige keer wil naslaan, dit is de vindplaats: Koos van Zomeren – Rondom
Staal. Roman (Uitgeverij De Arbeiderspers, Utrecht-Amsterdam-Antwerpen
2012), pp. 17-18.
En dan nu de
vragen van nu:
1. wie schreef
onderstaande regels;
2. uit welk
oorspronkelijk Nederlandstalig boek is deze passage afkomstig?
‘Ik heb mijn
ouders verteld dat we het weer gaan proberen,’ zei ze.
‘O god, ha
ha.’
‘Ja, lach
maar.’
‘Wat zeiden
ze dan?’
‘Ze hebben
het me ten zeerste en met klem afgeraden.’
‘Jezus. Nou
ja zeg. Hoezo dan?’
‘Ze hadden
een hele rits aan bezwaren. En daardoor ben ik ook weer aan het twijfelen
geslagen.’
‘Nou, laat
die argumenten dan eerst maar eens horen. Ik weerleg ze zo. Fluitje van een
cent, me dunkt.’
‘Mijn ouders
zijn van mening dat we op onze vingers kunnen natellen dat het weer niet tussen
ons zal werken. Als het al twee keer is misgelopen, waarom zou het dan de derde
keer wel werken? Ze menen zelfs dat wij zouden kunnen uittekenen, dat wij
zouden kunnen voorspellen hoe en wanneer onze relatie weer kapot zal gaan.’
‘Dat is geen
argument en drie keer is scheepsrecht. Wat denk jij daar dan van?’
‘Dat zei ik
toch net. Ik twijfel nu of het wel zo verstandig is om weer iets met jou te
beginnen.’
‘Hè, godver.
Wat zijn jouw ouders vals. Ze hebben het recht niet. Ze hebben het achter de
ellebogen als je het mij vraagt. Walgelijk. Politiek correcte salonsocialisten.
Links stemmen omdat het zo hoort en een beetje intellectueel bazelen, maar als
er een afkickkliniek bij hen om de hoek geopend zou worden beginnen ze vast en
zeker te piepen. Trotski zou zich omdraaien in zijn graf, maar lekkerder zal
hij dan echt niet liggen.’
‘Focus nou
even. Blijf even bij de les. En houd op. Je hebt het wel over mijn ouders, ja.
Als je dat niet bevalt dan hoeft het niet meer voor mij. Ze zijn zoals ze zijn.
Wen er maar aan, want ik heb ten slotte ook hun genen.’