
Straks begint de
Nacht van het Condoom. Waar ik gisteren vergeten ben stil te staan bij de vijftigste verjaardag van de frikadel, één der verrukkelijkste uitvindingen ooit, daar zal ik heden niet verzuimen de lof van het kapot te zingen.

Dit gedicht, oorspronkelijk gepubliceerd in de eigenbeheer uitgave
iedereen is alleen (Rottend Staal Publicaties, Groningen 1996), later opgenomen in de nog steeds verkrijgbare bundel
meisjespijn (Uitgeverij Passage, Groningen 2007), is een reactie op een hanenzang van
Riekus Waskowsky:

[Riekus Waskowsky –
wie het eerste z’n stenen kwijt is (De Bezige Bij, Amsterdam 1970)].
Verder zit er natuurlijk een verwijzing in naar de bundel
Duizenden Zonsondergangen (De Bezige Bij, Amsterdam 1971) van
Hans Verhagen, waarin ook een gedicht is opgenomen met de titel ‘In de duinen’:

Voorts bevat het gedicht een knipoog richting
Peter Andriesse –
Zuster Belinda en het geheime leven van Dokter Dushkind (De Bezige Bij, Amsterdam 1971), een roman die opeens zeer actueel is, daar het Groninger café De Kachel vandaag voor de rechter verschijnt wegens het ontduiken van het rookverbod, en alle personen in het boek van Andriesse vernoemd zijn naar een sigarettenmerk. Maar genoeg hierover, het is niet aan mij om mijn eigen werk uit te leggen.
Nu ik het toch over reacties op andermans gedichten heb: in de onlangs verschenen bundel
Meesterwerk (Uitgeverij Passage, Groningen 2009) reageren zevenendertig jonge dichters middels een gedicht op het werk van hun voorbeelden. Het is natuurlijk raar om die bundel hier uitgebreid te bespreken, want hij werd samengesteld door mijn blogbroeder
Daniël Dee. En hoewel Daniël zal vinden dat zulks niet heurt, en ik de kans loop dat hij deze zin van ons weblog verwijdert, wil ik hier toch graag opmerken dat zijn reactiepoëem op een gedicht van
C.B. Vaandrager van grote schoonheid is: Vaandrager zelf zou het geschreven willen hebben.