Pas bijna twintig jaar later, in 1973, verscheen zijn debuut De trommel van de vrijbuiter (Bert Bakker), in 1980 gevolgd door De lasso van de minnaar (Nijgh en Van Ditmar). Hierna verschenen zijn bundels in eigen beheer.
Het leven van Fieret werd er niet gemakkelijker op: hij leed aan paranoia. Alles wat hij maakte werd door anderen gestolen, die vervolgens beroemd werden met zijn werk. ‘De gewone burger is zich er misschien niet zo van bewust,’ vertelde hij in 2006 aan Trouw-journaliste Esther Hageman, ‘maar er is een heel netwerk, van de kunst naar de hogere regionen van de ambtenarij, dat het werk van de echte kunstenaars steelt.’
Uit hetzelfde artikel van 29 juni 2006:
“Neem zijn gedichten. Zat hij, in de eerste jaren na de oorlog, in café De Posthoorn op het Lange Voorhout aan een gedicht te werken - waar het toen nog bruiste van kunstzinnigheid. Ging hij eventjes naar de wc. Liet hij zijn schriften dus op de leestafel liggen. Zat verderop aan die leestafel een jongeman, zo'n Brylcreem-boy, met een lucht om zich heen van hier naar Groningen. Komt Fieret terug van de wc. Is die jongen weg, maar Fierets stapel gedichten ook. Gaat Fieret naar de barman: weet die waar zijn schriften zijn gebleven? Je moet zelf op je spullen letten, zegt de barman. Verschijnt een tijdje later een bundel gedichten die ‘Het innerlijk behang’ heet. Waren die zogenaamd geschreven door een of ander miljonairszoontje uit Wassenaar, Hans Lodeizen. Terwijl dat dus gewoon Fierets werk is.”
Behalve dichter, was Gerard Fieret een begenadigd fotograaf. Om te voorkomen dat zijn foto’s gestolen zouden worden, zette hij er een copyrightstempel op, vaak meerdere malen.
In De Hallen in Haarlem, is van 18 maart t/m 1 juni aanstaande een tentoonstelling vrouwenportretten van Gerard Fieret.
Over de dichter/fotograaf maakten Wieteke van Dort en Henk Augustijn deze korte documentaire, waarin de poëet ook enkele van zijn verzen voordraagt:
Het leven van Fieret werd er niet gemakkelijker op: hij leed aan paranoia. Alles wat hij maakte werd door anderen gestolen, die vervolgens beroemd werden met zijn werk. ‘De gewone burger is zich er misschien niet zo van bewust,’ vertelde hij in 2006 aan Trouw-journaliste Esther Hageman, ‘maar er is een heel netwerk, van de kunst naar de hogere regionen van de ambtenarij, dat het werk van de echte kunstenaars steelt.’
Uit hetzelfde artikel van 29 juni 2006:
“Neem zijn gedichten. Zat hij, in de eerste jaren na de oorlog, in café De Posthoorn op het Lange Voorhout aan een gedicht te werken - waar het toen nog bruiste van kunstzinnigheid. Ging hij eventjes naar de wc. Liet hij zijn schriften dus op de leestafel liggen. Zat verderop aan die leestafel een jongeman, zo'n Brylcreem-boy, met een lucht om zich heen van hier naar Groningen. Komt Fieret terug van de wc. Is die jongen weg, maar Fierets stapel gedichten ook. Gaat Fieret naar de barman: weet die waar zijn schriften zijn gebleven? Je moet zelf op je spullen letten, zegt de barman. Verschijnt een tijdje later een bundel gedichten die ‘Het innerlijk behang’ heet. Waren die zogenaamd geschreven door een of ander miljonairszoontje uit Wassenaar, Hans Lodeizen. Terwijl dat dus gewoon Fierets werk is.”
Behalve dichter, was Gerard Fieret een begenadigd fotograaf. Om te voorkomen dat zijn foto’s gestolen zouden worden, zette hij er een copyrightstempel op, vaak meerdere malen.
In De Hallen in Haarlem, is van 18 maart t/m 1 juni aanstaande een tentoonstelling vrouwenportretten van Gerard Fieret.
Over de dichter/fotograaf maakten Wieteke van Dort en Henk Augustijn deze korte documentaire, waarin de poëet ook enkele van zijn verzen voordraagt:
2 opmerkingen:
toevallig deze bloemlezing vorige week gevonden, achtste druk ( '69 ), Gerard is er al weer uitgeknikkerd. In het voorwoord bij de tweede druk ( '55! )schrijft Rodenko " daar de omvang van de bloemlezing om technische redenen gelijk moest blijven, heb ik helaas enkele andere gedichten moeten laten vervallen ", hetzelfde bij de vijfde en zesde druk. Daar wordt je toch paranoia van.
Dan heeft de bijdrage van Fieret de eerste "opschoning" overleefd, want het bij dit blogje geplaatste gedicht is een scan van p. 180 van de derde druk (sept. 1955).
Karel
Een reactie posten