Tijd voor een prozaïsch spelletje, op deze landelijke gedichtendag waarop iedereen streeft naar het mooie en het diepe en het ware en het waarlijk diep ingaan op of tot het mooie. Of zoiets.
Daar gaan we:
1. welke publicist is de auteur van onderstaande passage; en
2. aan welk oorspronkelijk Nederlandstalig werk werd deze alinea ontleend?
Daar, in St. Palais, had ik, toen secretaris van de Onafhankelijk Socialistsche Partij (O.S.P.) en redacteur van haar weekblad, mijn eerste persoonlijke ontmoeting met Trotsky, begin augustus 1933. Het zou interessant zijn iets te vertellen over die ontmoeting, die in verband stond met een conferentie die een aantal links-socialistische partijen – o.a. de Noordse Arbeiderspartij, De Engelse I.L.P., de Sneevliet-partij in Nederland, de O.S.P., een Frans partijtje dat onder leiding stond van Paul Louis, bekend als historicus van de Franse arbeidersbeweging, benevens groepen van Duitse, Italiaanse en andere emigranten, en tenslotte de Trotskyisten, – eind augustus in Parijs zouden houden. Maar het zou de gang van deze bespreking van Deutschers boek te zeer onderbreken. En dus kom ik later nog wel eens op die ontmoeting met Trotsky en m’n verblijf in St. Palais terug. Evenals op de tweede en laatste ontmoeting die ik met Trotsky had, op Oudejaarsavond 1933, toen hij clandestien en vermomd Parijs bezocht om deel te nemen aan een bijeenkomst van die samenwerkende partijen, wier afgevaardigden toen in ’t geheim bijeenkwamen in het huis van de ouders van de later zo bekend geworden Simone Weil, die zelf niet aan de conferentie deelnam, maar die ik na afloop voor het eerst, en laatst, sprak… m’n enige ontmoeting met een ‘heilige’. Om deze passage af te ronden nog dit: ik was toen géén Trotskyist, was het nooit geweest, hoezeer ik Trotsky ook bewonderd had en met veel van zijn critiek op het Stalinisme sympathiseerde; na de ontmoetingen met Trotsky werd ik overtuigd anti-Trotskyist en stond het voor mij vast dat, zoals veel socialisten alleen ‘verhinderde kapitalisten’ zijn, de Trotskyisten alleen ‘verhinderde Stalinisten’ waren.
3 opmerkingen:
De titel van de publicatie is een gok, maar ik ga voor :
Jacques de Kadt - uit mijn communistentijd (1965)
De schrijver is goed. En het jaartal van (boek)publicatie ook.
Voor de nazoekers, hier de volledige oplossing:
J. de Kadt – Beweringen en bewijzen (G.A. van Oorschot, Amsterdam 1965), p.239.
Zeg, Jürgen, wat ik me afvraag na zoveel juiste inzendingen: ga jij enkel af op de stijl, of ben je een goed googelaar?
Karel
Karel,
Het merendeel van de antwoorden zijn inderdaad via google verkregen, soms zoekende vanuit een veronderstelling, en soms puur vanuit de gegevens die het citaat of de quizmmaster zelve prijs wenste te geven. Büch en Lewin waren daarentegen dan weer een voorbeeldige uitzondering op die regel aangezien ze voorkomen op mijn leeslijst.
Deze was dus gegoogled.
Een reactie posten