
Terugfietsend van een werkbespreking met een collega-poeet, zag de Groninger Kortsluiting-redactie in de Herestraat enkele jongens op de knieën, fanatiek krijtend. Verderpeddelend zag hij overal op stoepen gedichten staan. Een fijne actie, dacht hij nog, vooral toen hij voor het huis van zijn corpsballenburen een welgekozen tekst aantrof van Bertolt Brecht. Zoekend naar zijn sleutels zag de redacteur uit een ooghoek ook voor zijn eigen deur wat staan: een gedichtje gesigneerd “S.L.”. Gezien de inhoud dacht hij, heel even, te maken te hebben met een grap van stadsdichter Stefan Lieuwenhuis, maar omdat hij net bij de stadsdichter vandaan kwam, waar hij de hele avond gezeten had, aldus de man een waterdicht alibi verschaffend, kon hij niet anders dan concluderen dat het een tekst van Sacha Landkroon betrof. Hij opende zijn voordeur en stapte de gang in, denkend: een leugenachtig tekstje, want Sacha Landkroon vindt mij helemaal niet kut – en terecht.