Men was er
dichtbij, de vorige keer – bij de goede oplossing: Die Toffe Gasten –
‘Kommavarianten’, p. 25. In: Broeder Hans
(Uitgeverij kleine Uil, Groningen 2012).
Nu een wat oudere tekst (tip! aanwijzing!), dus van voor 2012.
De bijbehorende vragen:
1. welke auteur schreef onderstaand stuk; en
2. aan welke oorspronkelijk Nederlandstalige publicatie werd het ontleend?
(De tekst – en dus ook de goede oplossing – is googlebaar; gelieve uit oogpunt van sports(wo)manship geen gegooglede antwoorden in te zenden.)
Trotski, de
verbannen ex-volkscommissaris, schrijft in de Nouvelles littéraires een artikel
ter herdenking van den pas overleden Loenatsjarski, wiens dood wij onlangs
gemeld hebben en over wiens auteurschap en werkzaamheid in het belang van de
Russische volksontwikkeling wij bijzonderheden hebben gegeven. Het artikel, dat
opnieuw een getuigenis aflegt van Trotski’s scherpen, zij het dan ook
marxistisch dogmatischen geest, demonstreert zeer helder hoe de rationalist den
mysticus, of den ‘idealist’ portretteert, als men het type zoo liever noemen
wil. Trotski heeft een afkeer van den gevoelsmensch, van den ‘dilettant’,
zooals hij het pleegt te qualificeeren; zijn voorliefde voor het logische
argument in dienst van een onverbiddelijk proces, de proletarische revolutie,
verbiedt hem erkenning van zijn antipode. Een intellect als dat van Trotski was
waarschijnlijk zelfs zijn partijgenooten en medestrijders te onmeedoogend, en
men heeft hem dus in de verbanning gezonden; maar als balling blijft hij met
het onverzettelijk élan van den hartstochtelijken verstandsmensch op zijn post
voor hetgeen hij als de wetmatigheid van het gebeuren beschouwt. De pen van
Trotski is scherp en zijn argumentatie is gefundeerd.
In zijn
autobiografie heeft Trotski reeds een merkwaardig beeld geteekend van den
‘idealist’, zooals bij hem ziet en bestrijdt; een portret van den Zwitserschen
socialist Ragaz, dat frappante overeenkomsten vertoont met het portret, dat hij
thans van Loenatsjarski geeft:‘Bij de gesprekken, die ik met hem voerde, gevoelde ik naast hoogachting voor dezen eminenten man bijna physiek een dunnen, maar ondoordringbaren sluier tusschen ons. Hij was in hart en nieren mysticus en ofschoon hij niemand zijn geloof trachtte op te dringen, noch het zelfs noemde, omgaf hij in zijn spreken zelfs de gewapende macht met een adem van het hiernamaals, die mij een koude rilling gaf. Sedert ik was gaan denken, was ik eerst intuïtief, daarna bewust materialist; ik had niet alleen geen behoefte aan een andere wereld, maar ik kon nooit een psychologische brug vinden tot die menschen, wien het gelukt tegelijk Darwin en de heilige Drieëenheid te erkennen’.
Duidelijker en eerlijker kan, dunkt mij, de rationalist zichzelf en zijn verhouding tot den ander al niet formuleeren. De sluier, de brug: die beelden zijn volkomen helder. Men zou alleen kunnen zeggen, dat het inconsequent van Trotski is, als hij desondanks tracht een ‘brug te slaan[’], door zijn tegenstanders te karakteriseeren; maar dat is één van die inconsequenties, waardoor het leven bestaat en sterker blijkt te zijn dan de theoretische erkenning van eigen beperktheid. Trotski is bovendien niet een scepticus, maar een man van actie en als zoodanig ‘slaat hij de brug’ ieder oogenblik, in het belang van zijn strijdmethode.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten